Vijf vragen over het functioneren van de brandweer
Uit onderzoek van de NOS blijkt dat er de afgelopen jaren flink bezuinigd is op de brandweer en dat de brandweer ook de komende jaren tientallen miljoenen moet inleveren. Maar hoeveel kost de brandweer eigenlijk, hoe vaak rukt de brandweer uit en hoe snel is de brandweer ter plaatse? Vijf vragen over de brandweer.
Hoeveel kost de brandweer?
Volgens het CBS gaven alle gemeenten in 2013 samen 1,1 miljard euro uit aan de brandweer: 66 euro per Nederlander. Tussen 2001 (de cafébrand in Volendam) en 2009 verdubbelden de budgetten bijna. Sinds 2009 zijn ze ongeveer gelijk gebleven. In feite komt dat neer op een bezuiniging van ruim 5 procent, omdat lonen, prijzen en andere kosten gewoon bleven stijgen.
De uitgavenstijging in de jaren 2001-2009 had te maken met een hogere druk om over veel zaken verantwoording af te leggen en de daardoor toegenomen bureaucratie. Het aantal brandweerlieden bleef in die periode gelijk.
Waarom is de brandweer georganiseerd in veiligheidsregio's?
Vanouds was de brandweerzorg een taak van de gemeente. Sinds de jaren 80 wilde het kabinet de brandweerzorg grootschaliger organiseren, omdat dat efficiënter en goedkoper zou zijn en tot meer kwaliteit zou leiden. Na de cafébrand in Volendam en de vuurwerkramp in Enschede (2000) trok ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de conclusie dat veel gemeenten te klein zijn om een flinke ramp of crisis aan te kunnen.
In 2010 werd in de Wet Veiligheidsregio's bepaald dat alle lokale brandweerkorpsen uiterlijk per 1 januari 2014 moesten opgaan in één van de 25 veiligheidsregio's. Het bestuur van de Veiligheidsregio bestaat uit alle burgemeesters van de regio. Zij beslissen bij meerderheid van stemmen. Meestal is de burgemeester van de grootste gemeente voorzitter. Die voert ook het gezag bij zogenoemde bovenlokale crises en rampen.
Hoe vaak rukt de brandweer uit?
In 2013 kwamen bij de brandweer 87.000 brandmeldingen binnen en 52.000 andere hulpverzoeken. Bij de brandmeldingen was het in 58 procent van de gevallen loos alarm. Er was ruim 4000 keer brand in een woning. Het aantal doden bij branden loopt sinds 2009 op: toen waren er 57 doden, in 2013, het laatste jaar waarover cijfers bekend zijn, 92. Van die doden vielen er 40 bij woningbranden.
Hoe snel moet de brandweer ter plaatse zijn?
Volgens de wet moet de brandweer bij portiekwoningen, portiekflats en woningen voor 'verminderd zelfredzamen' er binnen 6 minuten na de melding zijn. Bij andere woningen, winkels, ziekenhuizen en scholen is 8 minuten de norm en bij kantoren, sportclubs en bedrijven 10 minuten. In bepaalde gevallen mogen de regio's daarvan afwijken. Een opkomsttijd van 18 minuten wordt gezien als maximum.
Toch lukt dat lang niet altijd. In 2013 slaagde de brandweer er bij slechts 44 procent van de woningbranden in binnen 8 minuten ter plaatse te zijn. In Drenthe was de brandweer bij woningbranden zelfs in maar 16 procent van de gevallen op tijd.
De gemiddelde opkomsttijd liep tussen 2000 en 2009 steeds op: van 7,5 tot 10 minuten. Sinds 2009 is de opkomsttijd ongeveer 10 minuten gebleven.
De verschillen tussen de regio's zijn groot. In de grote steden is de brandweer het vaakst op tijd, op het platteland het minst vaak. In delen van Friesland is de opkomsttijd wel een half uur. Voor deze verschillen zijn twee hoofdoorzaken. De grote steden hebben vooral een beroepsbrandweer. Die zit in de kazerne en kan dus direct uitrukken. Op het platteland zijn bijna alleen vrijwillige brandweermensen en is het gebied dat een brandweerpost moet bestrijken vaak ook nog eens groter.
Is de beroepsbrandweer dus beter dan de vrijwillige brandweer?
Dat kun je zo niet zeggen. Beroeps en vrijwilligers krijgen dezelfde trainingen en moeten voldoen aan dezelfde eisen. Het verschil zit hem vooral in de snelheid van uitrukken. Beroeps rijden ongeveer 1,5 minuut nadat een melding is verwerkt de kazerne uit, vrijwilligers doen er tussen de 3 en 6 minuten over om uit te rukken. Dat is eigenlijk nog verbazingwekkend snel als je bedenkt dat ze van hun werk of van huis moeten komen.
Tegenover dit tijdverlies staan volgens deskundigen ook voordelen. Volgens brandweerdeskundige Ynso Suurenbroek zijn vrijwilligers over het algemeen enthousiaster, betrokkener, hebben ze meer technische kundigheid en kennen ze de omgeving beter, waardoor ze bijvoorbeeld beter weten waar ze water moeten vinden.