De belangrijkste punten van de nieuwe islamwetgeving zijn:
De kanselier verleent de Islamitische gemeenschappen hun juridische status en kan die weer wegnemen, wanneer dit in het belang van de openbare orde, de moraal of de volksgezondheid is. Zij moeten verder positief staan tegenover de staat en de samenleving.
De Islamitische gemeenschap moet haar belangrijkste geloofsbronnen (dus de Koran) in het Duits laten vertalen.
De religieuze activiteiten moeten met binnenlandse geld gefinancieerd worden.
De openbare zielzorg waarop de islam recht heeft - bijvoorbeeld in het leger of in ziekenhuizen - mag alleen verzorgd worden door mensen die in Oostenrijk opgeleid zijn of er wonen, tenminste drie jaar beroepservaring hebben en Duits op eindexamenniveau beheersen.
De islamitische gemeenschappen hebben het recht vlees volgens hun religieuze voorschriften te produceren en in openbare inrichtingen zoals scholen, ziekenhuizen en gevangenissen moet hier rekening mee gehouden worden.
Mensen die een straf van meer dan één jaar gevangenis gekregen hebben of een gevaar zijn voor de openbare orde mogen geen functie binnen de gemeenschap uitoefenen.
De Oostenrijkse staat moet vanaf 1 januari 2016 voor een islamitisch-theologische opleiding aan de Universiteit van Wenen zorgen.
De autoriteiten kunnen religieuze bijeenkomsten verbieden, wanneer deze een gevaar vormen voor de openbare orde, de volksgezondheid of voor de vrijheid en rechten van anderen.