Het vernietigde fotorolletje van Srebrenica
Het verhaal van het vernietigde fotorolletje van Srebrenica begint op 13 juli 1995, twee dagen na de inname van de Srebrenica-enclave door het Bosnisch-Servische leger.
Dutchbat-luitenant Ron Rutten had gehoord dat de Bosnische Serviërs moslimmannen executeerden en ging met twee collega's op onderzoek uit. Zij bezochten een huis in Potocari, waar moslimmannen werden gevangengehouden en verhoord. Behalve doodsbange moslims zagen Rutten en zijn metgezellen ook negen lijken.
Ondanks het verbod van de Bosnische Serviërs maakte hij foto's van de gevangenen, de lijken en later ook van het scheiden van de moslimmannen van hun vrouwen en kinderen. De mannen zouden later met bussen worden afgevoerd en vermoord.
Bewijsmateriaal
Rutten smokkelde het rolletje mee de enclave uit, in de hoop daarmee bewijsmateriaal over de schending van mensenrechten veilig te stellen.
Op 25 juli droeg hij het over aan een officier van de Militaire Inlichtingendienst (MID) om het te laten ontwikkelen. Dat laatste mislukte, schrijft het Nederland Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD) in zijn rapport (p. 3009 - 3028) over de val van Srebrenica uit 2002.
Menselijke fout
Uiteraard veroorzaakte het vernietigen van eventueel bewijsmateriaal grote commotie in de politiek en in de media. Het NIOD maakte daarom een reconstructie van de gebeurtenissen in het fotolab van de MID.
De conclusie was dat het ontwikkelen van het rolletje mislukt is door een "door niemand gewenste menselijke fout", hoe ongeloofwaardig dat bij zo'n belangrijk rolletje als dit ook was. Concrete bewijzen dat er opzet in het spel was, zijn er niet, zegt het NIOD.