Bijzondere ontknopingen in de Formule 1

Komende zondag wordt in Abu Dhabi beslist wie zich dit jaar de kampioen in de Formule 1 mag noemen. In de laatste grand prix van het jaar staan de Mercedes-teamgenoten Lewis Hamilton en Nico Rosberg, zoals het hele seizoen al het geval is, lijnrecht tegenover elkaar.

De Brit Hamilton, die in 2008 al wereldkampioen werd, leidt de dans en heeft zeventien punten voorsprong op de Duitser. Een gat dat voor Rosberg makkelijk te overbruggen moet zijn. De race in Abu Dhabi levert namelijk voor het eerst dubbele punten op, een foefje van de organisatie om het kampioenschap zo lang mogelijk spannend te houden.

Als Rosberg de race wint, moet Hamilton tweede worden om alsnog de titel te grijpen. Een derde plek of lager betekent een WK-titel voor de Duitser. Maar met de dubbele punten zijn er natuurlijk tal van mogelijkheden voor Rosberg om Hamilton voorbij te streven.

In de ruim zestigjarige geschiedenis van de Formule 1 is het kampioenschap 27 keer eerder beslist in de laatste race van het seizoen. Een overzicht van enkele bijzondere en spannende finales.

1976: Lauda durft niet

In barre weersomstandigheden durft de Brit James Hunt van McLaren de slotrace in het Japanse Fuji uit te rijden en wordt derde.

Titelrivaal Niki Lauda, die enkele maanden daarvoor tijdens een crash op de Nürburgring ernstige brandwonden opliep, vindt het te gevaarlijk. De Ferrari-coureur houdt het na twee ronden voor gezien.

Hunt pakt daardoor de titel met één punt meer.

1984: kleinste marge ooit

Het verschil kan nog kleiner. De Fransman Alain Prost van McLaren wint de slotrace in Portugal, maar zijn Oostenrijkse teamgenoot Niki Lauda rijdt keurig naar de tweede plaats en wint zijn derde titel.

Omdat bij de grand prix van Monaco eerder dat seizoen halve punten werden gegeven en de race werd gestopt voordat de helft was verreden, eindigde Lauda met een half punt meer dan Prost.

Het is daarmee het kleinste verschil ooit tussen nummer 1 en 2 in de geschiedenis van de Formule 1.

1986: drie kandidaten

Voor aanvang van de grand prix van Australië zijn er drie kanshebbers op de titel. Nigel Mansell (Williams), Alain Prost (McLaren) en Nelson Piquet (Williams) gaan bepalen wie er met de prestigieuze titel aan de haal gaat.

Mansell leek lang op weg naar zijn eerste WK-titel, een derde plaats zou voldoende zijn, maar in het zicht van de haven klapte zijn band. Regerend kampioen Prost nam de leiding over, won de race en daarmee maar net zijn tweede titel. Prost moest namelijk vlak na de finish zijn bolide aan de kant zetten. Z'n brandstof was op...

1994: Schumacher en Hill botsen

De Duitse racelegende Michael Schumacher, op dat moment rijdend voor Benetton, heeft in Australië één punt voorsprong op de Brit Damon Hill (Williams).

In ronde 36 laat Schumacher Hill in een bocht niet passeren en de bolides botsen met elkaar. Beiden vallen uit waardoor Schumacher zijn eerste van zeven wereldtitels binnensleept.

2008: Vijfde plaats net genoeg voor Hamilton

Hamilton, in dat jaar coureur van McLaren, heeft voor de grand prix van Brazilië zeven punten voorsprong op Ferrari-coureur Felipe Massa. De Braziliaan moet in eigen land de grand prix winnen om kans te maken op de titel.

Massa wint en Hamilton weet dat een vijfde plek voldoende is om wereldkampioen te worden.

Twee ronden voor het einde wordt de Brit echter ingehaald door de Duitser Sebastian Vettel waardoor hij terugvalt naar een zesde plek. Twee bochten voor de finish kruipt Hamilton voorbij een andere Duitser, Timo Glock, pakt alsnog de vijfde plek en daarmee de WK-titel.